Die conclusie roept meteen vragen op bij de wijze waarop de informatie die over specifieke cliëntsituaties wordt verworven, wordt verwerkt in het publieke debat. Uiteraard is het verboden concrete informatie uit cliëntdossiers mee te nemen op een gemeente- en OCMW-raad.
Maar wat als uit diverse dossiers bijvoorbeeld blijkt dat er een tekort is aan psychologische begeleiding voor cliënten, of dat er een groot tekort blijkt aan sociale woningen? Hoe wordt die informatie in de beleidsvoering meegenomen? Bij de helft van de OCMW’s, waar een politieke link bestaat tussen het BCSD en de gemeente- en OCMW-raad, blijft dat vaak beperkt tot één persoon.
Uit de bijkomende antwoorden die respondenten konden geven, kunnen we afleiden dat heel wat van de respondenten naar de voorzitter van het BCSD kijken als de liaison tussen de praktijk van het BCSD en de opbouw van beleid in de organen. De voorzitter wordt verondersteld een soort ‘brugfunctie’ op te nemen.
Vraag één is natuurlijk of de voorzitter effectief die rol speelt binnen het college. Vraag twee is hoe expliciet dat soort structurele mechanismen effectief ter sprake komen in een BCSD.