De ABC-methode verwijst naar drie psychologische basisbehoeften die de intrinsieke leesmotivatie bij kinderen en jongeren stimuleren:
1. Autonomie: als kinderen zelf mogen kiezen wat ze lezen of laten voorlezen, hebben ze een groter gevoel van autonomie. Ook eigen inbreng bij hun leesproces (woorden opzoeken die ze niet begrijpen, zelf kiezen wanneer ze lezen …) en inspraak bij lees- en literatuurlessen (door bijvoorbeeld te praten met andere leeftijdsgenoten over boeken) verhogen die autonomie.
2. VerBondenheid: de band tussen de volwassene en het kind kan versterkt worden door samen te lezen of voor te lezen of door samen een boek uit te kiezen. Ook als kinderen onderling praten over boeken verhoogt dat hun gevoel van verbondenheid.
3. Competentie: wat je goed kunt, vind je al snel leuk(er). Kinderen moeten vertrouwen hebben in hun eigen kunnen als ze een boek of tekst lezen. Via succeservaringen en een stimulerende begeleiding kan de volwassene dat vertrouwen vergroten. Hierbij is de keuze van een passend boek erg belangrijk, zowel bij kinderen die zelf lezen als bij kinderen die voorgelezen worden.
Die drie basisbehoeften zijn niet enkel van toepassing op kinderen en jongeren. Ook volwassenen hebben nood aan het gevoel van autonomie, verbondenheid en competentie op het vlak van lezen.
Leesbevorderaars, ofwel mensen die zich inzetten om anderen mee te doen lezen, kunnen inspelen op die behoeften. Ook als bibliotheek kan je binnen de leesbevorderende werking aandacht hebben voor die drie behoeften:
- Autonomie: tijdens voorleesmomenten kan je kinderen laten kiezen welk boek er wordt voorgelezen. Je kunt natuurlijk zelf al bijvoorbeeld drie titels selecteren en de kinderen de keuze laten in welke volgorde ze voorgelezen worden. Om kinderen en jongeren zelf een boek uit het brede aanbod te laten kiezen, kan je Boekenzoeker inzetten: de website is op maat van de jonge lezer en heeft een toegankelijke zoekfunctie.
- Verbondenheid: komt een kind een boek uitlenen of terugbrengen, probeer dan een kort praatje te maken: ‘Waarom koos je dit boek?’, ‘Las je het boek graag?’. Dat kleine gebaar kan veelbetekenend zijn voor de jonge lezer. Tijdens voorleesmomenten kunnen voorlezers ook hun publiek aanspreken en met hen in gesprek gaan.
- Competentie: organiseer je een leesgroep in je bibliotheek, zoals de Leesjury, dan is dat de ideale gelegenheid om in gesprek te gaan over de boeken die de juryleden gelezen hebben. Tijdens die gesprekken is het belangrijk om het oordeel van de jonge lezers positief te benaderen en te verduidelijken dat er geen juist of fout antwoord is. Hoe je een verhaal interpreteert, is heel erg afhankelijk van lezer tot lezer. Stel jezelf als volwassene niet op als degene die weet hoe het zit, maar geef ruimte aan de leesbeleving en -ervaring van het kind of de jongere.
Auteurs: Simon Bequoye (kennis- en beleidsmedewerker Iedereen Leest vzw) en Sylvie Dhaene (directeur Iedereen Leest vzw)