Het grond- en pandendecreet op zijn beurt verdeelt daarvan 43.440 sociale huurwoningen over alle gemeenten in het Vlaams Gewest. Dit aantal sociale woningen dat de gemeente moet realiseren, is het zogenaamde Bindend Sociaal Objectief. De ontbrekende 6.560 sociale huurwoningen moeten er komen door vrijwillige realisatie van de gemeenten. Aanvankelijk kregen de gemeenten ook een doelstelling opgelegd om bijkomende sociale koopwoningen en sociale kavels te realiseren. Inmiddels zijn die objectieven opgeheven.
Vanuit haar regisseursrol op het vlak van lokaal woonbeleid neemt de gemeente concrete initiatieven om het Bindend Sociaal Objectief te realiseren. Zowel klassieke sociale woonactoren (zoals SHM’s) als private projectontwikkelaars kunnen de doelstellingen realiseren. Tweejaarlijks wordt een voortgangstoets over het Bindend Sociaal Objectief uitgevoerd. Het decreet Grond- en Pandenbeleid wil ook door fiscale stimuli het aantal verwaarloosde en verkrotte woningen merkelijk doen dalen.
Als een gemeente minimaal 9% sociale huurwoningen heeft ten opzichte van het aantal huishoudens op 1 januari 2008 of als de gemeente haar Bindend Sociaal Objectief heeft bereikt of zal bereiken als de projecten in de planning zijn uitgevoerd, kan de gemeente een sociaal woonbeleidsconvenant sluiten met de Vlaamse minister van Wonen om bijkomende sociale huurwoningen te realiseren. Initiatiefnemers van sociale woon projecten zijn dus meestal geen partij bij het convenant, al dienen ze uiteraard wel betrokken te worden bij de besprekingen over de opmaak ervan. Het afsluiten van een convenant is nodig omdat de Vlaamse overheid de beperkte financiële middelen voor sociale huisvesting bij voorkeur wil inzetten om een bijkomend sociaal huuraanbod te realiseren in de gemeenten die het Bindend Sociaal Objectief nog niet bereikt hebben.