In 1817 beschreef de Londense chirurgijn, apotheker, fossielenjager en revolutionair voor het eerst de motorische verschijnselen van de ziekte die later zijn naam zou dragen, maar die hij zelf ‘the shaking palsy’ (‘de bevende verlamming’) noemde. Die term zou nog lang voortbestaan in zijn gelatiniseerde vorm, ‘paralysis agitans’. Parkinson beschrijft daarin de motorische verschijnselen van de ziekte op basis van zes patiënten. Drie patiënten heeft hij zelf onderzocht, twee heeft hij op straat aangesproken, één heeft hij enkel in de verte zien schuifelen. De afwezigheid van mentale problemen deed hem vermoeden dat de ziekte een aandoening van het ruggenmerg moest zijn. Zo gaat dat in de geneeskunde: als je er maar vroeg genoeg bij bent, kom je overal mee weg.
Want niets is minder waar. Patiënten met de ziekte van Parkinson lopen tot zes keer meer risico om dementie te ontwikkelen. Bovendien vertonen meer dan de helft van de patiënten in het beginstadium van de ziekte al subtiele cognitieve problemen bij uitgebreide neuropsychologische tests die, het moet gezegd, in de tijd van James Parkinson nog niet ontwikkeld waren. Het gaat vooral om aandachtsstoornissen, problemen met de executieve functies en het kortetermijngeheugen, maar ook visueel-ruimtelijke problemen, dus dezelfde problemen die men bij patiënten met LBD terugvindt.
Bij het opstellen van de eerste criteria voor LBD in 1996 heeft men een onderscheid tussen LBD en door Parkinson veroorzaakte dementie voorgesteld door de ‘één-jaar-regel’ in te voeren. Die regel, waarvan de auteurs overigens meteen toegeven dat hij arbitrair is, zegt dat men van Parkinson dementie spreekt als er een minimum van twaalf maanden is geweest waarin de patiënt alleen motorische verschijnselen had.
Volgens auteur Kurt Segers van de publicatie De vergeten dementie en vele anderen zijn de ziekte van Parkinson en LBD twee uiteinden van een ziektespectrum, net zoals het spectrum van het licht, waarbij kleuren subtiel overgaan van de ene kleur in de andere. Parkinson en LBD delen dezelfde onderliggende microscopische afwijkingen, Lewy lichaampjes, en moleculaire basis, abnormaal opgevouwen synucleïne. Parkinsonpatiënten met cognitieve stoornissen vertonen dezelfde moeilijkheden als patiënten met LBD, waar patiënten met LBD motorische problemen kunnen ontwikkelen die ook bij de ziekte van Parkinson voorkomen. De symptomen hangen af van de plek waar de synucleïnes en Lewy lichaampjes zich bevinden en in welke mate ze aanwezig zijn.