“De kleuterperiode is net afgesloten maar maakt dat zesjarigen nog volop kunnen profiteren van spontaan, onbekommerd exploratie- en spelgedrag met een levendige fantasie, iets wat we in kunstinitiatie optimaal moeten koesteren en levendig houden.” (Selderslaghs et al., 2013)
In lessen voor kinderen bestaat het fenomeen ‘vrij dansen’ als synoniem voor improvisatie. Dit is een ideale opportuniteit om al bepaalde opdrachten in te voegen, zoals bijvoorbeeld reageren op de muziek, verschillende bewegingskwaliteiten uitproberen of ruimtelijke patronen gebruiken. Wat belangrijk is, is dat het uiteindelijke resultaat besproken wordt en dat het duidelijk is dat het even belangrijk is een improvisatie goed uit te voeren als eender welke andere soort van opdracht. Het durven tonen van dansplezier en de overgave in de uitvoering staan hier voorop en kunnen best aangehaald worden. Een improvisatie waarvan de uitvoering en evaluatie vrijblijvend zijn kan leuk zijn, maar niet opbouwend in een les.
Zorg ervoor dat een improvisatie steeds een moment is om de creativiteit van je performer tevoorschijn te laten komen. Het is dus erg belangrijk dat je opbouwende feedback geeft op de kwaliteit van het product van je performer, maar probeer dit nooit in een vorm te gieten die jij wenst als je performer zich aan de regels van je opdracht heeft gehouden. Improvisatie gaat, zoals eerder gezegd, over regels die je creativiteit kunnen kanaliseren. Raak niet aan de inhoud van de creativiteit van je performer. De performer schept de eerste relatie met zijn eigen input qua beweging op een bewustere manier.
Onderwijs kan een destructieve instelling kan zijn voor de creativiteit. Die schade zal je als leerkracht tegenkomen wanneer je bij je performer op weerstand of onzekerheid botst. Je performer doet er goed aan om de eigen inspiratie en impulsiviteit in een improvisatie te kunnen koesteren. Zeker in de eerste dansjaren.
“(Anthony) Stirling geloofde erin dat kunst in het kind zat en dat het niet iets was dat door een volwassene opgelegd moest worden.” (Johnstone, 1990)
Enkele tips:
- Werk met duidelijke opdrachten.
- Verwerk regelmatig een improvisatie of maakopdracht in je lessen.
- Geef feedback zoals je dat voor een technische opdracht zou geven, anders wordt de creativiteit als minder belangrijk gezien.
- Projecteer nooit je eigen inspiratie op je performers. Ze moeten kunnen vertrouwen op hun eigen inspiratie en zich niet toetsen aan jouw ideeën.
De creatieve performer is een handboek voor dansleerkrachten, dansmakers of performers die met improvisatie, compositie en onderzoek aan de slag willen gaan. Het behandelt het begeleiden van creatieve processen, improvisaties en andere creatieve aspecten van dans en beweging en biedt tal van methodes en opdrachten voor lessen of onderzoek.